Vierde en laatste bijdrage in de zomerserie 2020. Wij rijden door het departement Saône-et-Loire, verlaten de Côte Chalonnaise en rijden de Mâconnais binnen. Met op de achterbank van de auto mijn bourgognebijbel: ‘Burgundy: How to find great wines off the beaten track’ van Patrick Matthews, de inspiratiebron voor deze bijdragen.

Inleiding
De Mâconnais is groot, erg groot. In dit wijndistrict wordt meer wijn geproduceerd dan in de Côte d’Or en de Côte Chalonnaise tezamen. De overgang van de Côte Chalonnaise naar de Mâconnais is een soort niemandsland met bijna geen wijngaarden. Trek een streep tussen Saint-Gengoux-le-National in het westen en Tournus in het oosten en je hebt enig idee. Met onder meer de klinkende namen ‘Pouilly-Fuissé’ en ‘Saint-Véran’ is het zuiden van de Mâconnais bij het grotere publiek een stuk bekender. Daarom beperkt deze bijdrage zich tot het relatief onbekende noorden van de Mâconnais. Geen Pouilly-Fuissé of Saint-Véran derhalve. Maar ook geen Viré-Clessé, de enige AOC in het noorden van de Mâconnais die zich een appellation village mag noemen. Zij kwam eerder aan bod, ongetwijfeld in de toekomt weer.