
Aan de poort van het kasteel stond een in stijl geklede jonge vrouw met wat leek op een perkamentrol in haar hand. Zij vroeg naar mijn achternaam die ik haar toevertrouwde. Mijn onbestemde hoop dat ik niet tot de genodigden behoorde, vervloog toen zij mijn voornaam op een vragende wijze uitsprak. Voor de ingang van de wijnkelder van het kasteel nam ik plaats op een stenen bank en raadpleegde mijn mails en apps. Ik herinnerde me het verhaal dat Château Philippe le Hardi tot voor kort Château de Santenay heette. Omdat het kasteel tegelijkertijd een groot wijndomein is, mag het niet meer de naam dragen van de gelijknamige AOC, om elke vorm van verwarring tegen te gaan.
Het was een verrassing te zijn uitgenodigd voor Grandes Maisons Grands Crus, georganiseerd door een groot aantal handelshuizen in Bourgogne. [Met de opmerking dat deze avond mij het verschil tussen handelshuis en domein geheel vreemd bleef.] Ik nam de uitnodiging lange tijd voor lief. Totdat ik vlak voor vertrek naar Grands Jours de Bourgogne de organisatie een e-mail stuurde, waarin ik vroeg wat nodig was om te worden binnengelaten. “Even een bevestiging sturen dat u komt”, luidde het antwoord, “dan kunnen wij ook een plaats voor het diner reserveren.” Zo gezegd, zo gedaan, maar ik kreeg geen bevestiging. Daarom wist ik tot op het laatste moment niet of ik tot the happy few behoorde. Mijn valse bescheidenheid, oprechte terughoudendheid om deze prestigieuze happening bij te wonen, kwam deels voort uit het gevoel op trofeejacht te zijn. Dat wilde ik niet. Ergens was ik dan wel weer nieuwsgierig wat mij te wachten stond.
Bij de ingang van de wijnkelder werd aan mij een mooi vormgegeven boekje en een proefglas overhandigd. De crachoir bleef staan. [Wees gerust, hotel op loopafstand.] Ik liep de smalle stenen trap omlaag en meteen links stond de eerste proefton. De dames van Simonnet-Febvre herkenden mij meteen en begroetten mij vriendelijk, tegelijkertijd quasi spottend: “Zo, van IGP’s naar Grands Crus?” Ditmaal presenteerde het huis geen Saint-Bris of IGP Coteaux de l’Auxois, maar tweemaal een Chablis Grand Cru: ‘Blanchot’ en ‘Les Preuses’. Meer Chablis Grands Crus bij de proeftonnen van onder meer Louis Moreau en William Fèvre. Negen versies later werd bij Bichot de eerste ‘Corton-Charlemagne’ ingeschonken. Ik mocht ook proeven van zijn ‘Clos de Vougeot’, maar ik had geen zin om pardoes op rood over te stappen. Alle Grands Crus tijdens deze proefsessie waren uit 2020. Ook zo’n bourgondisch jubeljaar.
Nadat ik weer een ‘Corton-Charlemagne’ had geproefd, zeven stuks werden gepresenteerd, werd ik nieuwsgierig waarmee deze Grands Crus proeverij zou eindigen. Mijn hart stond even stil toen ik op één van de laatste pagina’s van het boekje las dat Joseph Drouhin zowel een ‘Montrachet’ als een ‘Musigny’ zou schenken. Intussen genoot ik van de uiterst best gestemde ‘Corton-Charlemagne’ van Domaine Marguerite Carillon. Hij kleurde lekker buiten de bourgondische lijntjes. Mooi, want deze avond had ondeugden nodig. Ik moet de ‘Bâtard-Montrachet’ van Louis Latour zijn voorbijgelopen, want plotseling sprak een meneer met een fles in de hand tegen mij: “’Montrachet’ – Marquis de Laguiche – 2020.” Het glorieuze moment tijdens het proeven diende zich zeker aan, maar ik zal nooit weten hoeveel procent opwinding ermee gepaard ging. Maar goed, dat is dan ook de essentie van het drinken van een Bourgogne.
De ‘Musigny’ van Drouhin bereidde ik zorgvuldig voor door eerst de ‘Échézeaux’ van Edouard Delaunay, een handelshuis uit Nuits-Saint-Georges, te proeven. De naam van dit huis was mij niet bekend, maar ik dronk één van de fijnste Bourgognes deze avond. Een verder opstapje met de ‘Mazis-Chambertin’ van Faivelay en de laatste tussenstop met een uit de kluiten gewassen ‘Clos de la Roche’ van Boisset. De ‘Musigny’ van Drouhin was zo puur en zuiver als een Bourgogne maar kan zijn met nog een miniem groen kantje. Opvallend gereserveerde tannines met in de afdronk de gewaarwording van zoiets als een tropische kers. Meer kon en kan ik er niet van maken. Mijn gedachten vlogen namelijk alle kanten op. Ik waande mij zelfs twee seconden in een soort sprookjesachtig bos, waarschijnlijk door een verfijnde sous-bois impressie. Het drinken van een Bourgogne van dit kaliber is vooral een bijzondere beleving.
Weer boven dienden wij in een grote ontvangstruimte te antichambreren. Ik nam plaats op een klein bankje naast een vriendelijke Deense journalist die er ongeveer dezelfde sentimenten als ik erop na hield. Helaas was hij tijdens het diner niet naast mij geplaceerd. Als aperitief konden wij kiezen tussen verschillende Chablis Grands Crus van William Fèvre en Crémants de Bourgogne van Veuve Ambal, ongetwijfeld geclassificeerd als Grand Éminent, want ze waren verdraaid lekker. Bedienden in jacquet gekleed droegen op grote schalen bourgondische hors-d’oeuvres rond, van verse gougières (met comté) tot magret de canard aux poires pouchée aux pinot noir monté en millefeuille.
Het duurde een eeuwigheid voordat iedereen in de grote ridderzaal had plaatsgenomen. Bij de ingang hing namelijk een grote bourgondische puzzel. Het was in werkelijkheid de tafelschikking. Iedere tafel werd verbeeld door een ronde schrijf met daarop een bourgondische beroemdheid, zoals bijvoorbeeld Colette. Rondom elke ronde schijf waren tien zilverkleurige plaatjes bevestigd met daarin de namen van de genodigden gegraveerd. Toen ik mijn naam zag, schudde ik voorzichtig mijn hoofd: bedoelen ze mij ermee?
Nadat iedereen zijn of haar plek had ingenomen en de tafelgenoten hadden begroet, begonnen de toespraken en dankwoorden. Het viel mij op dat de journalisten afkomstig uit vele landen extra welkom werden geheten. Tafelgenoten knikten instemmend in mijn richting. Bourgondische humor ontbrak niet. Een spreker verkondigde dat de gasten afkomstig waren uit de meest verre oorden, zelfs uit … Bordeaux. Gejoel, gelach en applaus.
De eerste Grand Cru werd ingeschonken. Ditmaal geen bodempje om te proeven, maar een glas vol. Het was een ‘Corton-Charlemagne’ van Bouchard uit 2015 die een raviole de langoustines begeleidde. De ‘Corton-Charlemagne’ werd door mijn tafelgenoten bestudeerd, gewalst in het glas, waarna uiteindelijk de neuzen werden ingestoken. Wat later werd deze Bourgogne gedronken. De algemene consensus aan de tafel luidde: “Wel aardig”. Het voorgerecht was, vooral de saus, overheerlijk. Met een stuk stokbrood schraapte ik iedere druppel uit het diepe bord. Al snel dienden wij het glas met water te spoelen, want voor het hoofdgerecht (grenadin de veau) kregen wij een ‘Charmes-Chambertin’ uit 2017 van Bichot ingeschonken. Na een aanvankelijk voorzichtig proeven zag ik dat sommige tafelgenoten hun wijnglazen met deze ‘Charmes-Chambertin’ leegschonken in de crachoir die midden op de tafel stond. Ik wendde mij tot mijn buurman en vroeg aan hem wat er aan de hand was. Hij antwoordde: “Deze Bourgogne is een paar graden te warm. Er is om een koudere fles gevraagd.”
Ik zat aan een beschaafde tafel. Rechts naast mij zat de exportmanager van Domaine du Château Philippe le Hardi en daarnaast een oenoloog van Boisset. Zij kenden elkaar blijkbaar goed. De oenoloog vertelde mij verantwoordelijk te zijn voor de serie ‘Les Ursulines’, die wij deels kennen via onze Gall & Gall. Aan mijn linkerzijde zat een jonge Chinese vrouw die een handelshuis uit Nuits-Saint-Georges in China vertegenwoordigde. Er waren tijdens Grands Jours de Bourgogne veel jonge mensen aanwezig uit het oosten en verre oosten. Sommigen bivakkeerden in de journalistenlounge, waar zij hangend in een fauteuil met ogenschijnlijk verveelde blik gebruik maakten van sociale media. Er waren momenten dat ik dacht: wat doen die mensen in hemelsnaam hier? Drie tellen later zag je ze als volleerde professionals wijnproeven bij een stand zoals die van François Carillon uit Puligny-Montrachet. Als je begrijpt wat ik bedoel. Ik heb, in het Frans overigens, de nodige vriendelijke woorden gewisseld met mijn Chinese tafelgenote. Hoe oogverblindend zij er verder uitzag, ik verloor enige interesse toen zij begon uit te wijden over het berekenen van marges bij inkoopprijzen. Of zoiets. Ik knikte soms, maar wandelde in mijn gedachten langs de wijngaarden van de Côte Chalonnaise. Zij was erkentelijk toen ik enkele waardevolle adressen uit dit bourgondische wijndistrict met haar deelde. De dag erna zag ik haar in Château du Clos de Vougeot proeven bij Amélie Berthaut.
Voor bij het kaasplankje werd een nieuwe rode Grand Cru ingeschonken. Het was een ‘Château Corton-Grancey’ van Louis Latour uit 2016. Hij werd zonder uitzondering door iedereen geprezen en niet alleen omdat hij de juiste temperatuur had. Vooral de voorbeeldige structuur van deze Bourgogne en zijn potentiële kwaliteit werden geroemd. Na twee glazen was ik helemaal om. Ik vond hem aanvankelijk namelijk nog vrij jong en hij gaf zich zeker nog niet helemaal prijs. Gesterkt door de ‘Corton’ merkte ik half nonchalant op dat, hoe lekker deze Bourgogne ook was, het kaasplankje [zeker de verse geitenkaas] net zo goed gediend was met een Montagny. Aanvankelijk stilte om mij heen, gevolgd door unanieme instemming. Intussen leek de Italiaanse sommelière aan de andere kant van de tafel hem behoorlijk te hebben geraakt en met steeds luidere stem, met steeds rodere wangen en met haar lege wijnglas boven haar hoofd zwaaiend aan de bedienden vroeg om wat onderhand leek op free refills ‘Corton’. Tijdens het dessert (Saint Honoré Vanille Passion) werd tot mijn verbazing niets geschonken, terwijl ik hoopte een Crémant de Bourgogne Grand Éminent voor mijn neus te krijgen gezet. Ik liet de koffie aan mij voorbijgaan. Het was al na middernacht.
De dag erna trof ik in Gevrey-Chambertin de exportmanager van Domaine du Château Philippe le Hardi en later in Nuits-Saint-Georges de oenoloog van Boisset. Zij merkten beiden op hun beurt fijntjes op dat ik aan tafel opvallend bescheiden was gebleven. De oenoloog zei tegen mij: “U dient te weten dat dit ook een aspect is van de bourgondische cultuur.” Ik zweeg aanvankelijk, zei toen plotseling: “Ik vind de Chambolle-Musigny van Boisset [eerder de ochtend geproefd] ontzettend lekker.” De oenoloog lachte en klopte vervolgens joviaal op mijn schouder. Hij begreep de hint. De avond tevoren vertelde hij namelijk een verhaal over een vrouw, de oenoloog was getuige, die mevrouw Boisset recht in de ogen had aangekeken en botweg had gezegd dat zij de Bourgognes van diens man, Jean-Claude Boisset, niet lekker vond.
Ik heb deze bijzondere avond een plek moeten geven, net zoals ik mezelf een plek heb moeten geven tijdens deze bourgondische avond. Ergens tussen hoofdgerecht en kaasplankje groeide het besef dat ik inmiddels met 350 blogs mijn ziel en zaligheid aan de Bourgogne heb geschonken en dat ik dit heb gedeeld met vele enthousiaste lezers. Toen ik weer een stevige slok van de ‘Corton’ nam, was ik het helemaal met mezelf eens: ik heb het best verdiend. Maar of ik over twee jaar weer inga op een uitnodiging? Ik weet wel dat ik over twee weken weer in mijn vertrouwde bourgondische residentie vertoef met een vers stukje geitenkaas, dat ik ongetwijfeld laat begeleiden door een Montagny (1er Cru).