
De Côte Chalonnaise is de zuidelijke voortzetting van de Côte de Beaune. Vanaf het stadje Chagny strekt de Côte Chalonnaise zich ongeveer 30 kilometer uit, totdat je in Saint-Gengoux-le-National de Mâconnais bereikt. Zoals de naam doet vermoeden, is het bourgondische wijndistrict gecentreerd rond de stad Chalon-sur-Saône met zijn ruim 45.000 inwoners. Twee zaken binden Chalon-sur-Saône met de Côte Chalonnaise als wijndistrict: de vestiging van Maison des Vins, het promotie- en verkooppunt van wijnen uit de Côte Chalonnaise en de jaarlijkse Paulée de la Côte Chalonnaise, een wijnfeest dat in het tweede weekend van oktober plaatsvindt.
Toen de Côte Chalonnaise nog geen Côte Chalonnaise heette, waren de geoogste druiven veelal bron voor generieke Bourgognes en voor Bourgogne Passe-tout-grains (een blend van gamay en pinot noir druiven). Tot vlak voor de Tweede Wereldoorlog golden de wetten op de herkomstbenamingen nog niet. De beste rode wijnen, zoals die uit Mercurey en Givry, werden door handelshuizen in Beaune aangeboden onder de naam van een wijngemeente in de Côte d’Or (de wijndistricten Côte de Nuits en Côte de Beaune tezamen).
De AOC Mercurey zag het levenslicht in 1936 en is daarmee één van de oudste in Frankrijk. Zij is in ieder geval de grootste in de Côte Chalonnaise en daarom werd het wijndistrict tot ver in de vorige eeuw Région de Mercurey genoemd. Mede dankzij de emancipatie van andere wijndorpen, zoals Rully en Givry, werd ook steeds vaker de naam ‘Chalonnais’ gebruikt. Vrij spoedig na de erkenning van de AOC Mercurey volgden er in de Côte Chalonnaise nog drie promoties tot een appellation village: Rully in 1939, Givry en Montagny (de laatste tot op dat moment ‘Côte de Buxy’ genaamd) in 1946. Bouzeron, de vijfde en unieke appellation village voor de aligoté druif, deed het in twee stappen: eerst de promotie van Bourgogne Aligoté tot de zogenaamde ‘Aligoté de Bouzeron’ in 1979, vervolgens tot Bouzeron in 1997.
Rondom de appellations villages lagen wijngaarden die als ‘Bourgogne’ bleven geclassificeerd. Omdat deze wijngaarden rode en witte Bourgognes voortbrachten die jaar na jaar beter werden, besloten Paul de Launay (Domaine du Meix Foulot in Touches nabij Mercurey) en Aubert de Villaine (Domaine de Villaine in Bouzeron) in 1985 om zich in te zetten de regionale appellation ‘Bourgogne Côte Chalonnaise’ erkend te krijgen door het Institut national de l’origine et de la qualité (I.N.A.O.). In 1990 werd het gewenste decreet opgesteld en ondertekend. De wijngaarden van de vijf AOC’s (ik reken voor het gemak de toenmalige regionale appellation ‘Aligoté de Bouzeron’ erbij) en wijngaarden van 33 andere gemeenten die de classificatie Bourgogne Côte Chalonnaise waren toebedeeld, vormden op de wijnkaart een samenhangend geheel. Sindsdien wordt er gesproken over het bourgondische wijndistrict Côte Chalonnaise. Voor de goede orde, sommige wijnen, zo je wil wijngaarden, bleven geclassificeerd als ‘Bourgogne’.
De Côte Chalonnaise zet zich heden ten dage nadrukkelijk op de kaart als een wijndistrict dat uitstekende Bourgognes voortbrengt die nog vriendelijk zijn geprijsd. Wel is de ontwikkeling van de Côte Chalonnaise ten opzichte van de Côte d’Or achtergebleven. Dit ligt niet alleen aan het verschil tussen de climats, de Côte d’Or herbergt tenslotte de beroemde Grands Crus, maar er is ook een historische reden aan te wijzen.
De druifluis (19e eeuw), meeldauw (vooral 1910 was een rampjaar voor de toenmalige Côte Chalonnaise) en de twee wereldoorlogen troffen de wijnbouw in de Bourgogne zwaar. Het departement Saône-et-Loire, waarin de Côte Chalonnaise ligt, had naast de wijnbouw een aantal andere speerpunten: veeteelt in de Charolais en vooral de industrie rondom de plaatsten Montceau-les-Mines en Le Creusot. Wijnbouwers die van de oorlogen terugkeerden, kozen er veelal voor om in de industrie te gaan werken zodat zij konden terugvallen op een vorm van bestaanszekerheid. De moeilijk bewerkbare wijngaarden werden verlaten ten gunste van de meer vruchtbare vlaktes. Kwantiteit kreeg prioriteit boven kwaliteit en de Côte Chalonnaise werd bekend als een bron van goedkope en gemakkelijk te drinken wijnen, onder meer voor de regionale fabrieksarbeiders.
In de jaren ’60 begon voorzichtig de revival van de Côte Chalonnaise. In Mercurey en in Rully werden meer wijngaarden aangeplant, er werd ingezet op de productie van een goede streekwijn, wijnbouwers ontdekten dat de aligoté druif goed gedijt in het gehele wijndistrict en de AOC Rully zette zich tevens in om een kwalitatief uitstekende Crémant de Bourgogne te maken.
Voor de laatste bedreiging van de Côte Chalonnaise was de mens verantwoordelijk. Zo’n 50 jaar geleden dijde de stad Chalon-sur-Saône sterk uit en bewoners boden zoveel geld voor bouwgrond in Givry dat sommige wijnbouwers bezweken voor de verleiding hun wijngaarden te verkopen. Gelukkig bleven andere wijnbouwers vierkant achter hun appellation staan, Net zoals in Mercurey en in Rully herplantten zij climats die tegenwoordig genieten van een 1er Cru classificatie. De Côte Chalonnaise telt op dit moment maar liefst 141 climats die als 1er Cru zijn geclassificeerd.