Op het sterfbed zei Napoléon tegen zijn bediende Marchand: “Geloof me Marchand, als ik niet meer van deze wereld ben, koop dan een stuk land in Bourgogne, het is het land van de dapperen. Ik ben daar geliefd en jij zult daar ook geliefd zijn vanwege mij.”

Tussen 1788 en 1791 werd Napoléon Bonaparte als tweede luitenant overgeplaatst naar de Artillerie Academie in Auxonne, ruim 30 km ten oosten van Dijon. Het was hoogstwaarschijnlijk tijdens dit verblijf in Bourgogne dat hij kennismaakte met wat spoedig zijn lievelingswijn zou worden: ‘Chambertin’. Reeds in de 7e eeuw produceerden de monniken van de abdij in Bèze een wijn van hoge kwaliteit in hun ‘Clos de Bèze’ te Gevrey. Hun buurman Bertin produceerde ook een goede wijn en bij zijn dood verwierven de monniken van Bèze het wijnperceel ‘Champ de Bertin’. Zo kregen het inmiddels Grand Cru climat ‘Chambertin’ en het wijndorp Gevrey-Chambertin hun namen.
Napoléon zou bij elke maaltijd een halve fles ‘Chambertin’ van pakweg vijf of zes jaar oud (met water, sommige bronnen spreken over ijsklontjes, aangelengd) hebben gedronken. De wijnhandelaren Soupé et Pierrugues zorgden ervoor dat de keizer altijd een fles ‘Chambertin’ binnen handbereik had, ook in het buitenland en zelfs midden in een strijd (naar verluidt juist niet in Waterloo). Op latere leeftijd leerde Napoléon, naast een ‘Chambertin’ of een ‘Chambertin-Clos-de-Bèze’ uit het toenmalige Gevrey, hoe goed de wijn uit een ander dorp in Bourgogne kon smaken: Mercurey.
De zogenaamde ‘Honderd Dagen van Napoléon‘ begonnen met de vlucht uit ballingschap van het eiland Elba. Twee weken later arriveerden de keizer en zijn gevolg in Chalon-sur-Saône. Deze stad in Bourgogne was voor Napoléon een bekende etappeplaats. Eerder verbleef hij op 6 en 7 april 1805 in Maison Cliquet, toen hij onderweg was naar de kathedraal van Milaan, waar hij tot koning van Italië zou worden gekroond. Paus Pius VII die eind 1804 Napoléon tot keizer kroonde, verbleef er een week later samen met zijn entourage, waaronder 16 kardinalen. Naast de deur van Maison Cliquet (5 Rue des Tonneliers) is een plaquette geplaatst (zie bijgaande foto).
Op 15 maart 1815 verliet Napoléon Chalon-sur-Saône voor de volgende etappe naar Autun. Onderweg maakte hij een tussenstop in Mercurey. In dit wijndorp was Guillaume Philibert Duhesme geboren (in het huis waar nu het domein van Michel Juillot is gevestigd). Duhesme was een generaal-majoor die Napoléon had aangesteld bij zijn terugkeer uit ballingschap. Na Mercurey te hebben doorkruist, ontmoette Napoléon aan de rand van het wijndorp op een plek ‘Les Marronniers’ genaamd (nabij het huidige Caveau Divin Mercurey) een plaatselijke wijnbouwer.
In de tijd van Napoléon bestond er niet zoiets als de Côte Chalonnaise, zelfs niet als haar oudere benaming ‘Région de Mercurey’. De rode wijnen uit Mercurey werden vooral gekocht door de handelshuizen in Beaune en aangeboden onder de naam van een bekende Côte d’Or gemeente.
De volgende anekdote, opgetekend door Napoléon zelf, zegt het nodige over het karakter van de wijnbouwers uit deze streek. De wijnbouwer in kwestie die vanwege zijn imposante gestalte de ‘Grote Prieur’ werd genoemd, bood aan de keizer als blijk van welkom een plaatselijke wijn aan. Napoléon proefde de wijn en sprak de volgende lovende woorden uit: “Hoe voortreffelijk deze Mercurey is, zijn kleur doet me denken aan het lint van het Legioen van Eer; wat betreft het boeket, het is als de bedwelmende geur van de overwinning.” Prieur uitte zijn dankbaarheid, maar hij maakte ook aan Napoléon kenbaar: “Sire, ik heb nog betere wijnen in mijn kelder”. Verbaasd vroeg Napoléon aan de wijnbouwer: “Waarom heb je die niet meegebracht?” Het antwoord van Pieur: ” Ah, Sire, dat is wat ik bewaar voor speciale gelegenheden!”
Na het overlijden van Napoléon
Het oudste café van Bourgogne werd in 1830 geopend door één van Napoléons soldaten. Het gebouw met zijn opvallende lichtrode kleur staat er nog steeds. Je vindt het op weg naar Dijon naar Nuits-Saint-Georges (D974) aan de linkerzijde, net voor de afslag naar rechts richting Marsannay-la-Côte. Het café is inmiddels een restaurant en heeft de naam Table du Rocher, vanwege het decor van rotsen gecombineerd met originele muurschilderingen uit de 19e eeuw die verschillende campagnes van Napoléon uitbeelden.
Claude Noisot, een in Bourgogne geboren officier van de keizerlijke garde van Napoléon, volgde hem in ballingschap op het eiland Elba. Nadat hij terugkeerde van Elba en zich terugtrok in Fixin, besloot Noisot de voormalige keizer te eren door in dit wijndorp een park en een museum te creëren. In het park werd een beeld van Napoléon geplaatst met de welluidende naam Napoléon s’éveillant à l’immortalité. Het museum is voor een groot deel een verbeelding van de werkkamer van Napoléon op Elba. Verder ligt in Fixin de wijngaard ‘Le Clos Napoléon’ (een monopole van de wijnbouwer Pierre Gelin). Tegenover deze wijngaard ligt het restaurant ‘Au Clos Napoléon‘.
Terug in Chalon-sur-Saône, waar in 1866 het Musée Vivant Denon werd ingehuldigd (een aantal bronnen geeft aan dat Denon in deze stad is geboren, maar het is in Givry). Denon vergezelde generaal Napoléon Bonaparte onder meer in 1798 tijdens diens expeditie naar Egypte, waar Denon vele schetsen maakte van de overblijfselen van het Oude Egypte. Als artistiek raadsman van Napoléon werd Denon enkele jaren later directeur van het Musée Napoléon (het latere Louvre). Musée Vivant Denon was lange tijd een gezellig rommeltje, maar na een grondige renovatie komen vooral de tijdelijke exposities beter tot hun recht. In het museum enkele zelfportretten van (baron) Vivant Denon. Toegang: gratis.