“To be a Frenchman means to fight for your country and its wine.”
Claude Terrail (eigenaar van het restaurant La Tour d’Argent in Parijs) in The French, the Nazis, and the Battle for France’s Greatest Treasure (2001)

Op 22 juni 1940 werd tussen Frankrijk en Duitsland een wapenstilstand getekend. Hitlers Duitsland bezette Frankrijk en verdeelde het land in twee delen, waarbij er onder meer voor werd gezorgd dat de wijngaarden van de Champagne, Bourgogne, Bordeaux en Cognac in de bezette zone werden opgenomen. Het economisch zwakkere deel van Frankrijk, dat bekend is geworden onder de naam ‘Vichy-Frankrijk’, lag aan de andere kant van de zogenaamde demarcatielijn, maar stond vanaf de eerste dag onder stevige invloed van Duitsland. In de ruim vier jaren die volgden, ontvouwde zich in Bourgogne een verhaal met collaboratie, verzet en daartussen alle kleuren grijs die je kunt verzinnen.
In de zomer van 1940 installeerden de nazi-autoriteiten drie regionale afgevaardigden die door de Fransen spottend Weinführer werden genoemd. Deze drie mannen, verheven tot de rang van kolonel, waren: Otto Klaebisch in Champagne, Adolf Segnitz in Bourgogne en Heinz Bömers in Bordeaux. Een Weinführer was als enige persoon geaccrediteerd om wijnen te kopen die enerzijds nodig waren om het moreel van Duitse burgers en troepen te boosten, anderzijds bestemd voor de hogere sociale circuits binnen het Reich (voor hen de prestigieuze wijnen met de bekende namen). Het uiteindelijke doel was evident: Frankrijk diende van al zijn kostbaarheden te worden beroofd, dus wijn, maar ook zaken zoals vlees en kaas.
Met het benoemen van de Weinführer maakten de Duitse autoriteiten echter een inschattingsfout. De Weinführer mochten dan wel in Duitsland gevestigde wijnhandelaren en wijnexperts zijn, maar zij waren ook bevriend met hun Franse collega’s. Hun contacten overstegen reeds generaties de louter commerciële belangen. De Weinführer kenden de Franse wijnwereld door en door, spraken vloeiend Frans en men was in sommige gevallen zelfs peetvader van elkaars kinderen. Men was zich ook bewust van een gevoel dat de oorlog ooit voorbij zou zijn en dat Frankrijk en Duitsland dan nog steeds met elkaar samen zouden moeten leven. De Weinführer bezochten hun Franse collega’s zelden in uniform. Toen een bekend handelshuis in Beaune, Maison Louis Latour, besloot geen enkele druppel wijn aan de Duitse bezetter te leveren, ging Segnitz hiermee akkoord. Hij dwong het huis verder op geen enkele wijze om wijn aan Duitsland te verkopen. Deze ambivalente houding van de Weinführer zou de Duitse bezetter gedurende de oorlog steeds meer parten spelen. Met ambivalent wil ik duidelijk maken dat Weinführer ook minder vriendelijke acties ondernamen richting de wijnbouwers in de drie aangewezen wijnregio’s, vooral in de Champagne.
In de loop van 1939 vermoedde menig bourgondische wijnhandelaar dat de prestigieuze wijnen in handen zouden kunnen vallen van een mogelijke Duitse bezetter. De twee maatregelen die werden genomen, waren het verbergen van de wijnen en het transporteren van de wijnen naar veilige oorden. Het bekende handelshuis Drouhin in Beaune, dat indertijd de wijnen van het reeds toonaangevende Domaine Romanée-Conti distribueerde, verborg de jaargangen 1929 tot 1939 achter een speciale muur in zijn kelder. De toenmalige directeur van het huis, Maurice Drouhin, wist dat hij niet te veel argwaan diende te wekken, dus verborg hij niet alle waardevolle flessen. Wat betreft het transporteren van wijn naar meer vriendelijke oorden het volgende. In deze tijd werd wijn hoofdzakelijk in houten tonnen vervoerd en niet in flessen. De houten tonnen boden tijdens de oorlog de mogelijkheid om andere kostbare zaken en zelfs personen naar veiligere oorden te smokkelen.
De wijnmarkt in Frankrijk, ook in de Bourgogne, was tegen 1940 grotendeels ingestort. De vernietiging van de wijngaarden door de druifluis (phylloxera), de Eerste Wereldoorlog en de Grote Depressie lieten nog steeds hun sporen na. Daarnaast kende de wijnoogst in de Bourgogne een aaneenschakeling van een aantal slechte oogstjaren, waaronder die van 1939. Het oogstjaar 1940 werd ook een ramp. Niet alleen door het slechte weer, maar de domeinen beschikten ook niet over voldoende menskracht die in de wijngaarden en de wijnkelders konden werken. Verder had de Duitse bezetter reeds vele noodzakelijk grondstoffen voor de vinificatie van de wijnen geroofd. Toch begonnen bourgondische wijnproducenten juist in deze tijd gestaag goed te verdienen aan de ‘exclusieve’ export van hun wijnen naar nazi-Duitsland. Hiervoor zijn twee redenen aan te wijzen. Allereerst letten de Duitsers steeds minder op de door hen opgestelde regels c.q. de Franse wijnproducenten wisten deze steeds beter te omzeilen én door de verkoop van inferieure Bourgognes met misleidende namen op de etiketten.
Aangezien Duitsland de Franse wijnen bijna volledig betaalde met de aan Frankrijk opgelegde herstelbetalingen, nam de Duitse bezetter het niet nauw met de bepaling van de prijzen. Men kreeg vanuit het thuisfront de opdracht om alles te kopen en dat tegen iedere prijs. “De broekzakken van de Weinführer waren gevuld met geld.” Dit betekende dat de nodige Franse wijnbouwers en vooral handelshuizen in de loop van de oorlog goed verdienden aan de verkoop van de wijnen, ondanks de stevige devaluatie van de Franse frank door de Duitse bezetter. Zij ontvingen voor hun wijnen soms exorbitante bedragen vergeleken met de oude verkoopprijs. Een aantal directeuren van handelshuizen schopte het zelfs tot de miljonairsstatus. Daarbij ontstond aan het einde van de oorlog een steeds grotere schaarste. Buiten het toezicht van de Weinführer om ontwikkelde zich een uitgebreide zwarte markt, waarmee de wijnproducenten ook het nodige geld bij elkaar harkten. De belasting werd massaal ontdoken, administratie zoveel mogelijk vermeden en het verdiende geld verdween in grote getale richting het belastingparadijs Monaco, waar vele bourgondische wijnhuizen een bankrekening hadden geopend. De Franse historicus Lucard kreeg voor het eerst inzage in documenten gearchiveerd door het oude Vichy-regime. In zijn boek Le vin et la guerre (2017) is hij in zijn eindconclusie uitermate streng voor een groot aantal bourgondische handelshuizen. Hij spreekt over een zwarte en voor een groot deel nog onuitgesproken bladzijde in de Franse geschiedenis *).
De wijngaarden in de Bourgogne hebben vreselijk geleden onder de oorlog. Op alle mogelijke fronten hadden de Duitsers zich in hun eigen voet geschoten door deugdelijke wijnbouw bijna onmogelijk te maken. Menskracht werd van de domeinen onttrokken en bijna alle noodzakelijke materialen en grondstoffen werden geroofd. Blijkbaar had de Duitse koper weinig oog voor de sterk gedaalde kwaliteit van de wijnen. De in de jaren ’30 gecreëerde speciale oorsprongsbenamingen (AOC’s) werden door de bourgondische wijnbouwers weer snel overboord gegooid. De vaak inferieure druiven, soms zelfs afkomstig van andere wijnregio’s, werden ad libitum bij elkaar gevoegd. Deze wijnen van middelmatige kwaliteit, aan het einde van de oorlog zelfs aangelengd met krenten of appelsap, werden achter een etiket met een prestigieuze naam verkocht. Wanneer weer een houten ton vol met wijn uit de Bourgogne naar Duitsland werd verzonden, schreef men er met krijt het sarcastische ‘Cuvée Spéciale’ op.
Aan het einde van de oorlog begonnen enkele bourgondische handelshuizen op twee borden te schaken door tevens clandestien veel geld aan het Franse verzet te schenken. Uiteindelijk waren er onder de wijnbouwers veel verzetsstrijders. Na de bevrijding van Bourgogne (8 september 1944) verenigden deze wijnbouwers zich in december 1944 in Beaune tot de Groupe Vinicole de Résistance Commerciale (GVRC), opgericht om zich nadrukkelijk te onderscheiden van collaborerende wijnproducenten. Na de oorlog waren de verzetsleden er trots op juist niet te hebben samengewerkt met de Duitse bezetter. Zij brachten hun flessen Bourgogne uit met expliciet op het etiket vermeld: “Geen enkele druppel wijn verkocht aan de Duitsers tijdens de oorlog.” Maar in de maanden en jaren die zouden volgen, was de wijnsector van een te groot economisch belang voor de Franse autoriteiten om al te streng te zijn. Slechts een handvol handelaren die tot het einde van de oorlog zaken deed met de Duitse bezetter, werd berecht en gevangengezet. Van sommigen werd beslag gelegd op hun tijdens de oorlog verworven eigendommen.
En negen maanden nadat hij door zijn wijnkelder was gevlucht om aan de Gestapo te ontsnappen, keerde Maurice Drouhin tot grote opluchting van zijn familie weer naar huis terug (Drouhin werd aan het einde van de oorlog beschuldigd van samenwerking met de Amerikanen). Hij was blijkbaar ondergedoken geweest in de Hospices de Beaune **). Ook vele flessen met wijn uit de Bourgogne keerden huiswaarts. De nodige exemplaren werden door geallieerde bevrijders gevonden rondom Berchtesgaden, maar ook in Kroatië, waar nazi-kopstukken in bergrotsen speciale wijnkelders hadden gebouwd.
*) Ik benoem geen namen. Voor zover geraadpleegd, de (huidige) bekende huizen in bijvoorbeeld Nuits-Saint-Georges en Beaune passeren niet op een negatieve wijze de revue.
**) De bourgondische wijnbouwers waren in het begin van de oorlog vrij trouw aan het regime van maarschalk Pétain in Vichy. Zij schonken hem zelfs een wijngaard (‘Clos du Maréchal Pétain’). Na de oorlog wilde niemand de handen vuil maken aan deze ‘besmette’ wijngaard. Besloten werd om het perceel onder te brengen binnen de auspiciën van de Hospices de Beaune.
Aanbevolen literatuur:
– Dreyfus, A. (2021). Les raisins du Reich. Quand les vignobles français collaboraient avec les nazis. Paris: Flammarion;
– Kladstrup, D. en P. (2001). The French, the Nazis, and the Battle for France’s Greatest Treasure. New York: Broadway Books;
– Lucand, C. (2017). Le vin et la guerre. Comment les nazis ont fait main basse sur le vignoble français. Malakoff: Armand Colin.
Le Centre d’Interprétation de la ligne de demarcation ligt in Génelard, 17 km ten zuidwesten van Montceau-les-Mines. Een klein, ietwat rommelig ogend museum dat een bezoek beslist waard is. Overigens liep de demarcatielijn dwars door de huidige Côte Chalonnaise met een grenspost in Buxy. Verder verdeelde de demarcatielijn de stad Chalon-sur-Saône in tweeën (met de rivier Saône als grens). Op 11 november 1942 trokken Duitse soldaten definitief over de demarcatielijn om ook Vichy-Frankrijk te bezetten. De belangrijkste reden was de landing van de geallieerden in Frans Noord-Afrika drie dagen eerder.
Magnifiek!
LikeLike