
In het voorjaar van 2001 zette ik vanaf mijn ouderlijke woning de eerste stappen richting Santiago de Compostella. Mijn moeder had boterhammen gesmeerd voor de eerste dag onderweg. Reeds na een dikke drie kilometer liep ik België binnen. Ik nam een sluiproute, want ik had geen zin om de boterhammen meteen weer in te leveren. In die tijd heerste er in Nederland een ernstige mond-en-klauwzeerepidemie en België had alle wegen groot en klein richting Nederland gebarricadeerd. Bij de officiële grensovergangen stonden zelfs douanebeambten (in onze volksmond ‘commiezen’ genaamd). Eén van hun opdrachten was het in beslag nemen van etenswaar. Prima, maar niet de boterhammen die mijn moeder had gesmeerd.
Lees verder